Een kind begint met een opdracht aan het leven. Het wil met andere woorden zijn eigenheid tot uitdrukking laten komen en zich verder ontwikkelen. Het is het idee dat centraal staat in het antroposofisch mensbeeld. Om die eigenheid uit te drukken, is het belangrijk dat een kind de kans én vooral de tijd krijgt lichaam, ziel en geest evenwichtig te ontwikkelen. Die ontwikkeling verloopt volgens een vast patroon. Daarin heeft elke fase zijn eigen ontwikkelingstaak.
Binnen de Heemhuys Academie is de cursus ‘Praktische menskunde’ een eerste verkenning naar de fasen van ontwikkeling van lichaam, ziel en geest. Zo is in de fase van nul tot zeven jaar het verzorgen van ritmen zeer belangrijk. Alle levensprocessen zijn aan bepaalde ritmen gebonden. Zo kent iedereen het ritme van de vier seizoenen. Bij het pasgeboren kind zijn de ritmen nog niet gevormd. Het is een taak van de opvoeder deze te ontwikkelen en stimuleren. Dat kan door bij alles wat we vanaf de babyleeftijd door de gehele groeiperiode met kinderen doen, steeds de vraag te stellen: ‘Welke invloed heeft deze activiteit op de lichamelijke ontwikkeling? Wordt het groeien en rijpen van datgene wat juist op deze leeftijd belangrijk is, bevorderd of werkt het belemmerend?’ Zo heeft een kind van twee jaar bijvoorbeeld meer baat bij het ontdekken van de evenwichtszin dan bij het leren van getallen en cijfers.
Natuur
De taak van de opvoeder en verzorger is het wezenlijke van het kind te leren zien en het te helpen met het eigen lichaam, het huiselijke en zijn sociale omgeving om te gaan. In Heemhuys komt dit terug door kinderen mee te laten helpen bij huishoudelijke werkjes en de kans te geven vrij te spelen met natuurlijke materialen. Ook gaan we elke dag met de kinderen naar buiten zodat het zelf de seizoenen en alle veranderingen die daarbij horen kan ervaren. Omdat de wisselwerking tussen kind en omgeving heel belangrijk is, onderzoeken we ook de vier niveaus in de natuur waarin we ons als mens geplaatst zien. We kijken naar de onderlinge verschillen tussen de natuurrijken waaronder de fysiek-stoffelijke wereld, de levende wereld van de plantengroei, de wereld van waarneming en bewustzijn zoals we die zien in de dierenwereld en de wereld van creativiteit en verantwoordelijkheid.
Op deze manier de samenhang en wisselwerking zien en begrijpen tussen het ‘ik’ en de ‘wereld’, tussen het ‘ik’ en de ‘ander’ is een holistische zienswijze die we danken aan de praktijkgerichte omgang met het antroposofisch mensbeeld.